Verhalen
Ertussenin
Het is niet de 1e keer in deze klas dat we met GroepsGeluk werken.
De kinderen zetten hun poppetjes op bijna dezelfde manier neer als waar we de vorige opstelling mee zijn geëindigd. De groep is wat uitgelaten en een aantal jongens roept harder dan de anderen. Ik vraag hen een schijfje neer te leggen dat symbool staat voor ‘brutaal’. Met veel lol onderling komt het op tafel en wordt de brutale groep ‘de hel’ genoemd.
Als ik aan de klas vraag wat ze zien, geven ze aan dat ze de vriendengroepjes zien. Ze zien ook dat sommige kinderen alleen staan.
Als ik hen vraag of ze weten dat er nog meer kinderen in de klas zijn, wordt het stiller. Ook de rest van de klas blijft stil. Ze houden bijna hun adem in. Wat gaat er nu gebeuren, hoor je bijna iedereen denken. De harde roepers die stil zijn; dát raakt de hele klas.
Die stilte geeft Guus de moed om te zeggen dat hij het moeilijk vindt in de brutale groep. Zijn ouders vragen vaak aan hem waarom hij zo doet, terwijl hij zo eigenlijk niet is. De andere jongens blijven stil en luisteren aandachtig.
Ik benoem dat ik zie dat hij er van binnen mee lijkt te worstelen. Zijn vrienden vragen het ene van hem, zijn ouders het andere. En hij staat er tussenin. Dat raakt hem en hij wordt er zichtbaar emotioneel van.
Op de vraag hoe het beter kan worden voor zijn poppetje, kiest hij een andere plek. Meer centraal in de klas, verder van de groep jongens af. Dat maakt indruk op de andere jongens. En het lijkt alsof de andere kinderen in de klas juist weer adem durven te halen.
Dan geven ook de andere jongens uit de vriendengroep aan hun poppetjes te willen verplaatsen. Het is zoeken naar de juiste plek: hoe geef je elkaar ruimte terwijl je ook met elkaar verbonden wil blijven. Na veel schuiven met de poppetjes van vrijwel iedere jongen uit de groep, is de opstelling helemaal anders geworden.
De kinderen benoemen wat ze zien; we zien elkaar nu weer allemaal. De meester ziet ons en wij hem. Brutaal is er nog altijd, dat hoort ook wel bij ons. En wat ze niet zeggen, maar wat we allemaal voelen: zo is het fijner. We merken het met opruimen. Iedereen doet mee. En wie net als Guus nog iets wil delen, komt naar me toe. Dat gaat nu veel makkelijker en die ruimte wordt ook genomen.
Guus heeft verwoord wat de hele groep ergens wel voelde. Dat het niet meer klopte. Dat je in de groep meedeed om erbij te horen. Maar dat je er dan eigenlijk niet bij hoorde in de rest van de klas en misschien zelfs niet bij de meester. Samen ‘klas zijn’ is veel fijner.